Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [10]zeiden niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde uit Egypteland, Die ons leidde in de woestijn, in een land van [11]wildernissen en kuilen, in een land van dorheid en [12]schaduw des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar geen mens woonde? 10. Te weten, bij zichzelven, dat is, dachten niet, alzo vs.8. 11. Hebr. der wildernis en des kuils, of der groeve; dat is woest en kuilachtig, dat is onslecht, oneffen, ongebaand; sommigen verstaan door den kuil het graf; dat is, zulk een land, waarin, vermits gebrek van alles vs.2, voor de doortrekkenden niet dan de dood en het graf te verwachten was, tenware God het wonderlijk voorzien had. 12. Zie Ps.23:4.